Wat meer over gember
In een boekje over planten in de Bijbel en de Koran zitten lezen. Gember komt er ook in voor. Staat niet in de Bijbel, wel in de Koran. Wat vertelt het boek? Gember is al zo lang in cultuur gebracht, dat de wilde plant onbekend is. De Koran schrijft over een drankje met gember, geserveerd in het Paradijs: Ze zullen opgediend worden op zilveren schalen, en in bekers zo groot als bokalen; zilveren bokalen die zij zelf mogen volschenken; en koppen boordevol met water met gembersmaak van een fontein die Salsibil heet.
Mysterieus, of toch wat minder dan het lijkt? Zingiber officinalis komt van het Sanskriet net als het Arabische zusje zanjabil. Dat betekent ‘specerij’ of ‘smaakmaker’ en slaat op de pittige smaak. Salsibil is ook op dat Sanskriet voor gember terug te voeren.
Van oudsher brachten Arabische karavanen de gemberwortel vanuit India naar de Arabiƫ en Palestina.
We pakken het boek over de Indiase eetgeschiedenis er maar even bij. Het Hindi maakt onderscheid tussen de verse en de gedroogde gemberwortel: adhrak en sunthi. De gedroogde gember is licht olie-achtig, doordringend van smaak. Verse gember in melk gekookt is een huismiddeltje tegen verkoudheid en griepjes. Een stukje verse gember met wat zout op een eetblad is de start van de maaltijd, het helpt de spijsvertering. Dat gebruik staat al opgeschreven in de 5e en 7e eeuw van onze jaartelling.
Van oudsher zou de gemberwortel aan drankjes toegevoegd zijn, vooral aan die op basis van fruit. Maar ook aan karnemelk, aldus een bron uit 12e eeuw. De combinatie met honing kom ik nergens tegen, maar wel dat de Portugezen in de 17e eeuw gember in een oplossing van suiker conserveerden.
Dat komt dan toch al weer aardig in de buurt.