Soep van Doperwten
Weer zo’n prachtig 19de-eeuws kookboek in huis gekregen. Uit 1851 om precies te zijn. Met verrassende zaken er in. Zoals het ontbijtfornuis. Nee, dat is geen fornuis dat je als ontbijt krijgt opgedist. Ik ga er straks een stukje over maken voor het Grachtengordelkookboek. Als rechtgeaard soepmens lees ik lekker eerst de soeprecepten. Een spannende kaas-uiensoep, maar daar is het te lekker weer voor. Met de lente in het hoofd lees ik het recept voor doperwtensoep. En weet dat ik direct kervel moet gaan zaaien. Lees maar even mee:
Soep van Doperwten.
Doe de doperwten in kokend water met zout. Gaar zijnde, doet men er boter bij en giet ze uit over sneetjes brood, die men in boter en suiker gewenteld heeft. Deze soep zal nog geuriger zijn zo men een handje zuring, latuw en gehakte kervel in boter gesmolten heeft vóór men het water in de casserol giet om de erwtjes te koken.
Hm, mysterieus, die volgorde. Ik zou dat toch een beetje anders doen. Erwtjes gaar koken in groentebouillon en laten uitlekken. Vocht opvangen. Boter in een pan met dikke bodem. Zuring, botersla en gehakte kervel daarin smoren en vervolgens de erwtjes erbij. Dan zoveel bouillon tot je een lekker gevuld soepje hebt.
Op ieder bord leg je vervolgens een boterham (ja, die mag je eerst door gesmolten boter halen, maar vergeet die suiker) en daarop giet je de soep.
Wat zou je nog kunnen toevoegen? Gekruimelde eidooier, of op een vleesdag minidobbeltjes uitgebakken spek, of anders een klein beetje geraspte oude geitenkaas of Parmezaan.
Hier ga ik zeker mee experimenteren. O, die lentekriebels.