Radegondis vrome maaltijd
“Er worden me delicatessen voorgezet en kruiden uit de tuin, Er zijn hier eieren en pruimen, witten en zwarte geschenken tegelijk. Mijn maag is tevreden met zo’n variatie aan gerechten.”
Aan het woord is bisschop Venantius Fortunatus, die leefde in de 6de eeuw. Hij schreef – onder meer – een biografie over Radegondis, een nichtje van de Thüringse koning Hermanfrid. In 531 belegerde koning Chlotarius I dat land en hij nam het meisje als oorlogsbuit en toekomstige bruid mee naar zijn villa in Athies-sous-Laon. Het hof van Chlotarius zetelt in Soissons, een stukje verder naar het westen. Het hele gebied kent een lange Gallo-Romeinse en Merovingische geschiedenis. Zij krijgt er onderwijs en is al meteen meer aangetrokken tot het spirituele dan het huisvrouwelijke leven.
Het meenemen als buit overkwam in die tijd wel meer jonge vrouwen van goede komaf. Maar Radegondis laat het niet op zich zitten en pleegt passief verzet. Wanneer Chlotarius met zijn vrienden vreet- en zuipfestijnen aanricht, eet zij droog brood met linzen. De nachten brengt ze in afzondering met bidden door. Uiteindelijk vertrekt ze naar een door haar gesticht het klooster in Poitiers. Hier, in het Klooster van het Heilige Kruis, biedt zij een veilige plaats voor jonge vrouwen uit adellijke kringen die geen trek hebben in een gedwongen huwelijk met een ‘barbaarse’ echtgenoot. Helemaal teruggetrokken uit het hofleven is deze woongemeenschap beslist niet. Radegondis blijft zich bemoeien met de gebeurtenissen aan het hof en in het bisschoppelijk paleis. Haar ambitie is het klooster tot het culturele centrum van Europa te maken. Kroon op haar werk is misschien wel de komst van de bovenaan geciteerde Venetiaanse dichter-bisschop Venantius Fortunatis. Hij kwam, zag en werd verliefd op de abdis, een vriendin van Radegondis. En hij dicht over de roemrijke keuken van het klooster, want zijn liefde ging ook door de maag. Radegondis mag dan in haar dieet van linzen en brood volharden, met een glaasje water, mede of poiré, in de bisschoppelijke lofzangen gaat het over flan met pruimen, salades en een ragout van zoetzuur rundvlees.
In mijn boek Twintig Eeuwen Koken en Eten (1997) is een hoofdstuk aan haar gewijd met onder meer een recept voor een kruidensalade, op basis van archeologische gegevens, informatie uit de Capitulare de Villis uit de tijd van Karel de Grote en het boek van Anthimus. Je kunt dus zelf een beetje variëren. Kuis en scheur of knip fijn: peterselie, salie, knoflook-look, sla-uitjes, bieslook, jonge prei, het jonge blad van komkommerkruid, munt, venkel, waterkers, wijnruit, rozemarijn, postelein en lavas. Vinaigrette van olijfolie, azijn en zout. Even ten zuiden van Laon is een medicinale kruidentuin heringericht bij een oud klooster. Je kunt er heen om een idee te krijgen. Veel van de kruiden werden ook in de keuken gebruikt. Klik hier om naar de website te gaan.
Het zijn heftige smaken, dus de toevoeging van pluksla maakt het wat milder. Je kunt er linzen en brood bij eten. Dan ben je net zo heilig als Radegondis. Maar je kunt natuurlijk ook een mollige flan met pruimedanten maken. Bij David Lebovitz – volg die man – vind je een recept.