Niemand at een Paasei vóór Pasen. (Adellijk Tafelen 1)
Tafelmanieren, het blijf heerlijk om over te kissebissen. Over wat mág en wat niet mág. Thuis werd er streng de hand aan gehouden ‘want je zou tenslotte wel eens bij de koningin aan tafel genood worden’. Dat lag niet direct voor de hand en het werkte onveranderlijk op onze lachspieren. Maar toch… Het ‘handen op tafel’ en ‘niet metselen’ heeft wel gewerkt. Deze kreten kwam ik weer terug in de amusante boekjes van Agnies Pauw van Wieldrecht (1927-2013) die eind jaren tachtig van de vorige eeuw verschenen. Zij blikt terug op haar adellijke opvoeding en daar hoort tafelen met alle drums en drans natuurlijk bij. Met Pasen zoeken ze kievitseieren met de tuinbaas. En niémand at een Paasei vóór Pasen!
Er is ook een prachtige beschrijving van een diner, waar ze als kind voor het eerst aan deel mag nemen. Aan het hoofd van de tafel prijkt grootmama, de tafel is keurig gedekt en in de servetten ligt een broodje. De soep wordt bord voor bord rondgediend – helaas mogen we niet weten wat die soep dan wel was – en wanneer iedereen voorzien is klinkt het: ‘Et après vous n’aurez que artichokken van de Baas, kip met rijstrand en spinage gevolgd door chocolade pudding’. De wijn wordt ingeschonken, de kip wordt rondgediend. En dan vraagt Agniesje: ‘Grootmama, mogen wij kluiven?’ Dat mag natuurlijk, maar er zijn wel regels. Eerst de toestemming vragen als kind. En dan slechts met één hand. Wij mochten wel met twee handen kluiven, maar dan slechts met twee vingers per hand.
De familie – het speelt zich ergens halverwege de jaren dertig af – giebelt over het toetje (mag je niet zeggen daar) naar aanleiding van de oude formulering ‘fromage, fruits, dessert’, hetgeen trouwens niet op die pudding slaat. Dessert was vroeger het moment van koffie, een likeurtje, kleine exquise koekjes en chocolaatjes, mignardises. Dat is dan echt al verleden tijd bij de feestelijke maaltijd thuis. Het negengangenmenu is ‘en famille’ ingeperkt tot soep, vlees en groente, toe.