Diner in de abdij van St. Corneille in Compiègne in 1129
De jonge Louis (1120-1180) was niet voorbestemd om koning te worden. Als tweede zoon van de Frankische koning Louis VI en Adelaide de Maurienne was een loopbaan in de kerkelijke hiërarchie zijn toekomst. Met als gevolg dat hij een uitgebreide opleiding kreeg die meer gericht was op devotie, kerkgeschiedenis en cultuur dan op oorlog voeren. Naar kostschool ging hij in Saint Denis, waar hij bevriend raakte met abt Suger, een adviseur van zijn vader. Suger – voorvechter van de gothische bouwstijl – zal ook de jonge Louis VII altijd met raad en daad bijstaan. De troonopvolger, Louis’ oudste broer, François sterft al in 1131 na een ongelukkige val van zijn paard. En zo wordt de zachtaardige Louis in 1131 onderkoning en in 1137 koning, wanneer zijn vader Louis VI overlijdt. Een lange regeerperiode. In die tijd heeft hij drie huwelijken gesloten en heel wat oorlogen gevoerd. Daarin was hij allerminst zachtaardig, zelfs wreed. Om boete te doen besloot hij een kruistocht naar Jeruzalem te maken. Maar daar gaat dit blog niet over. Het gaat over een etentje en de band van dit koningshuis met deze abdij.
In de 12de eeuw heerst het huis van de Capetingen over Frankrijk, het rijk der Franken. Zij hebben een nauwe band met de Abdij Saint-Corneille van Compiègne, 75 km ten noorden van Parijs in de Valois. Het is een heel oude abdij, voor kanunniken. De bouw begon officieel in 876 op last van keizer Karel de Grote, het moest een beetje zoals de hofkapel in Aken worden, gewijd door de paus en de toekomstige plaats voor concilies. Het eerste concilie daar vond trouwens al plaats in 757, onder Pepijn de Korte, die er het eerste orgel van Frankrijk liet plaatsen, een cadeautje van de keizer van het Oost-Romeinse rijk Constantijn V. De nodige vroege Karolingische vorsten lieten zich er kronen of begraven binnen de muren.
De abdij staat bekend onder meer namen; zo begon ze als Sainte-marie of Notre-Dame en vervolgens werd de heilige Cornelius er aan toegekend, maar ook de heilige Cyprianus. Om even bij Corneille te blijven, dat was een paus en martelaar in Rome in de 3de-4de eeuw van onze jaartelling. De abdij is de bakermat van de macht van de familie Capet. Daarna taant de macht van Compiègne, al blijft de abdij in de ogen van vorsten en volk nog lang een befaamde koninklijke abdij. Halverwege de 12de eeuw maken de kanunniken plaats voor de Benedictijner orde. Om een lang verhaal kort te maken: hier is Hugo Capet tot koning gekozen, en zo werd Compiègne zwaartepunt van de het west-Frankische rijk, gelegen tussen Parijs, Orléans en Reims. Lang zal er rivaliteit tussen Reims, Soissons en Compiègne de toekomst bepalen. Maar voorlopig weet Compiègne zich gesteund door de koning.
Dat blijkt ook uit dit diner uit 1129. Aan de macht is Louis le Gros (1081-1137), de vader van Louis VII. Zijn bijnaam doet iets vermoeden over zijn eetlust. Hij ondersteunt de abdij, herstelt het muntrecht in 1120. Ook stelt hij dat wie kanunnik wordt in de abdij na vijf jaar vrij man is. Ook de paus bevestigt deze – en veel meer religieus-politieke – rechten. Saint-Corneille is een puissant rijke abdij, waar abt Suger, de adviseur van de koning, orde op zaken moet stellen om de godsdienstoefening weer bovenaan te stellen in plaats van de pronkzucht. En zo kan het dat er een diner plaats vindt, na deze ontwikkelingen, waar de jonge Louis heeft aangezeten. Hij is pas negen. De precieze aanleiding is niet bekend.
Twee maal veertien schotels staan er op tafel. Het begint vrij eenvoudig, met gerechten van het land, waarbij het opmerkelijk is dat de vis in fijne olijfolie wordt geserveerd. Dat is een importproduct en dus heel bijzonder. Die sterk smakende boter kan ik niet goed plaatsen, het zou boter van geitenmelk kunnen zijn, stevig van smaak, maar het zou ook zo maar Brie kunnen zijn geweest natuurlijk. Zo ver is het niet van Meaux. Uien gestoofd in bier is nog steeds populair. Lijkt me een goede combinatie met gekookt vlees.
MENU
Eerste gang: 14 schotels bestaande uit: 2 schotels wijnsoep, 1 schotel van kool met eieren, 1 schotel met uien en kruidenbier, 1 schotel met pompoen met melk, 1 schotel met sterk smakende boter, 1 schotel met fijne olie en vis en 7 schotels met gekookt vlees
Tweede gang: 14 schotels: koningsbraadstuk, samengesteld uit verschillend gebraad, door drie dienaren op een enorme schotel aangedragen. (Kennelijk telt die schotel voor twee). Daaromheen worden 12 schotels met salade en citroenen geplaatst. Rond de 14 schotels staan wijn, honing, kruidkoek, room, 12 pasteien en verse vruchten.
Er werd alleen Griekse wijn en muskaatwijn geschonken.