Arm met Aardappelen
In mijn boek Twintig Eeuwen Koken en Eten zit een hoofdstuk Arm met Aardappelen. Ik herlas het gisteren, om mijn gedachten te verzamelen voor een nieuw verhaal over de 19e eeuw. Over hoe arm Nederland uit de Franse tijd was gekomen. Het Koninkrijk der Nederlanden begon als een failliete boedel. Wederopbouw was het doel, waarbij de door de Fransen ingevoerde administratie en infrasstructuur goed te pas kwamen. Maar arm waren we wel, op een handjevol aan de bovenkant van de samenleving na.
Kijk maar naar deze jammerklacht van en soldaat die met een traktement van 21 gulden in de maand zijn gezin niet kan onderhouden. De huishuur bedraag 2, 60 per maand. De lamp of kachel per maand 1,80. Schoolgeld voor de kinderen is 2 gulden per maand. Wat overblijft is onvoldoende om zijn achtkoppige gezin te voeden en van kleding te voorzien.
Die stuivers ‘s morgens, voor koffie brood en smout
Het brood is heden duur, voor ons een groot verdriet,
Vraagt kind om een stuk brood, het is er somtijds niet
Hangijzer, koekenpan, gebruik ik niet gewis,
Wijl ik niet meer en weet, wat pannenkoeken is.
Die aardappelen heeft, die mag wel zijn tevreden.
Schoon ik ze menigmaal maar droog stoot in mijn leden,
Want voor een mens als ik, is spek of vlees of vis
thans niet meer krijgbaar, wijl er te hoge prijs op is.
Een recept volgens dit gedicht is overbodig: de aardappelen gaan zó gekookt naar binnen. Misschien was er nog wat smout over van het ontbijt. En wat hebben we het toch goed, zo door de bank genomen.