Appeltjes van Oranje van Battus
Al vaker vertelde ik op dit blog over het verschil tussen oranjeappels en sinaasappels. De eerste aan de bittere kant, al veel langer in ons land, dan de zoete China-appels. Gisteren zat ik te bladeren in het kookboek van Carolus Battus uit 1593 en daar kwam ik prompt een recept met oranjeappels tegen.
Een sausje voor bij de stoofperen. Een recept voor lieden met een oranjerie, want daar stonden die boompjes toen in.
Hier mijn hertaling:
Neem verse schillen van oranjeappels, maar niet te veel, anders zou het te bitter zijn. Kook ze zacht in Rijnwijn met het kruim van wit brood. Wrijf het dan door een zeef. Neem dan de geschilde sinaasappelen, snijd die in plakken en doe die met de sinaasappel-wijnsaus in een pan met flink wat suiker. Laat het samen koken totdat het begint te binden. Dan dien je het op in schaaltjes.
Het lijkt een dikke sinaasappelsaus. Blijft wat aan de bittere kant, het binnenwerk van de sinaasappels is ook niet echt heel erg zoet of zuur. Dat compenseert die suiker allemaal niet. Het vervolgrecept van Battus lijkt me lekkerder: de saus in combinatie met stoofpeertjes.
Dus: je hebt het gezeefde spul, daar doe je in plakken gesneden stoofpeertjes bij en suiker en dan laat je het koken tot de saus een beetje dik is. Het verkruimelde witbrood dient als bindmiddel. Heel gebruikelijk tot aan de 18e eeuw.