Afscheidsdiner in Amersfoort
Jan Pietersz Coen was zeker niet de enige Nederlandse jongeman die zijn opleiding in het buitenland voltooide. Albert de Wijs ging hem voor. Zijn familie behoorde in de 15de en 16de eeuw tot de gegoede burgerij, had aanzien en geld genoeg om hun zoon naar de Latijnse school te sturen. Daarna vervolgde Albert zijn studie aan de Lutherse universiteit in Wittenberg om vervolgens in Wenen terecht te komen en als diplomaat naar Constantinopel te reizen. Daar zal hij lang blijven, als zaakgelastigde van Ogier Ghislain de Busbecq, ambassadeur van de Duitse keizer. Er zijn veel Europese kooplieden die bemiddeling bij het hof van de sultan of pasja kunnen gebruiken.
Nog één keer zal Albert Amersfoort bezoeken, wanneer zijn vader is overleden en de erfenis dient te worden verdeeld. Zo rond 1560. Hij heeft er dan twintig jaar als ex-pat opzitten. Wanneer hij in Amersfoort aankomt denkt men met een vorst van doen te hebben. Zijn erfdeel schenkt hij aan zijn zuster en met een feestelijke maaltijd voor familie en notabelen neemt hij voor goed afscheid van de stad om een paar jaar later gezant te worden van keizer Maximiliaan in Constantinopel. Dat lees ik allemaal in een artikel in Kroniek, het tijdschrift voor Historisch Amersfoort. Het belangrijkste ontbreekt helaas: wat kwam er op tafel? Waaruit bestond deze bijzondere maaltijd? Zal hij de Amersfoortse elite hebben geïmponeerd met exotische gerechten? Bracht Albert zijn eigen kok mee in zijn gevolg? Was het zomer, of herfst? Een Amersfoorts kookschriftje is er pas in de 18de eeuw. Dan is de keuken flink verandert. Rond 1560 deden we hier aan Gheeraert Vorselman, wiens Een Nyeuwen coock boeck uit 1556 in dat jaar herdrukt werd. Vorselman geeft ook recepten uit Italië en Frankrijk. Die Italiaanse recepten leende Vorselman weer van meester Martino, die in 1464-1465 een belangrijk kookboek produceerde, dat eeuwen mee ging, het Libro de arte Coquinaria.
Zoals deze Italiaanse bramensaus voor de zomer
Kort samengevat: Pluk bramen van de struiken, neem wat amandelen en stamp die fijn met wat gemberpoeder. Verdun met verjus en wrijf het door een zeef.
Bramen zijn er nog niet, maar we kunnen vast gaan bedenken waar we de saus over zullen doen. Zoetwatervis lijkt me wel wat: zalmforel, of snoek. De kleur is opvallend, dus doe je er dan iets bleeks bij, of juist iets wat ook al kleur heeft vanwege het contrast? Of combineren we het liever met pastinaak? Of met graanpap? En zo levert een onschuldig artikel over Albert de Wijs, gezant in Constantinopel, van de hand van Nelleke Schoorel en Gerard Raven, meer vragen op dan antwoorden. Of zouden ze toch nog ergens een boodschappenlijstje van dat afscheidsdiner achter de hand hebben?