Zuring
Ik heb altijd graag een plant citroenzuring in de tuin. We nemen het zaad ervoor uit Frankrijk mee. Heerlijk friszure malse bladeren, die zich goed laten verwerken tot soep of saus. Maar je kunt natuurlijk ook gewoon uit het veld plukken. Wel ter plekke eerst even beetje proeven: er zijn ook bittere soorten.
Officiƫel heet de zuring Rumex acetosa. Ons woord zuring komt uit het middelFrans: surele, waar je het zure ook al in hoort. Het zure komt van het oxaalzuur in de plant. Het is een inheemse plant in Europa en je mag aannemen dat hij al door de jagers-verzamelaars is geoogst uit de natuur. Je kunt zuringbladeren zelfs gebruiken om vlees of vis in te bereiden in de as van een open vuur. Uit de oude Griekse geneeskunst is bekend dat de zuring bij de wilde groente hoorden, die gekookt gegeten worden. Dat duidt nog niet op kweek. Ook bij Karel de Grote staat hij nog niet op het verlanglijstje voor de kruidentuin of moestuin. In Angelsaksisch Engeland komt zuring in de lijsten met eetbare planten voor, maar het lijkt erop dat het om wildpluk gaat. Je kunt er volgens de geschriften uit die tijd ook drankjes mee maken, samen met andere kruiden. Het gaat in de wijn en in de medicinale drankjes.
Rond 1200 schrijft de Engelse schoolmeester en latere Augustijn Alexander Neckham een inleiding bij zijn theologische werk. In dit De Naturis Rerum beschrijft hij de ideale tuin, dat er vooral ook kruiden in moeten, waaronder zuring.
In het 17e eeuwse Vermakelijk Landleven hoort hij gewoon in de moestuin:
Zuring wordt in de moeshoven gezaaid in de lente in goede aarde. Het kruid is heilzaam en werkt bloedzuiverend en is gekookt in karnemelk goed tegen de dorst op warme dagen. Ik parafraseer een beetje, anders wordt het weer zo Galen en de humeurenleer. Zuring in karnemelk klinkt wel heel zuur.
Wij maakten een sausje voor bij de verse Limburgse asperges.