Zeekraal
Met de neus in oude kookschriften, op zoek naar verborgen schatten. Onlangs zat ik met Cees Holtkamp en Wyke Sybesma in Huis van Gijn naar de nieuwe aanwinsten te kijken. Leuke schriftjes uit de 18de eeuw, maar helaas weten we niet wie de eigenaars waren. In ieder geval ontdekte ik een recept dat opgeschreven was voor ‘Kootje lief’. En vonden we namen van receptengeefsters en – gevers.
Natuurlijk kijk ik naar de Aziatische recepten. Kootje maakt schambal, en atjars van meloen, of kool,of ramenas. Ze maakt atjar saus met Bresilje peper en kneuflook, kurkuma en mosterdzaad. Ze kookt kip kerry. Helemaal zoals het hoort en zoals de anderen het ook doen. Maar dan. Een recept van Mijnheer Tulken. Hoe je Zeekoraal bereid. Zeekraal? In een 18de-eeuws kookschrift? Dat is iets nieuws. Ik hertaal even:
Zeekraal moet je wassen en in putwater koken en dan moet er zout water over tot het groen ziet. Waarna je het koud met olie en azijn opeet.
Het recept is doorgekrast. Kon Kootje niet aan zeekraal komen? Vond ze het niet lekker? Het recept lijkt – in onze 21ste-eeuwse ogen wat vreemd. Zeekraal hoef je helemaal niet te koken. Even afspoelen en dan in de salade, of op het laatst door de pasta. Het is rauw het lekkerste. Met olie en azijn ook prima. Nu heb ik van gisteren nog een restje zeekraal over. Dat zal ik maar eens koken. en dan met zout water overgieten. Kijken wat er met de kleur gebeurt.