Vroege tomaten
Na de ontdekking van de Amerika’s zijn de tomaten best snel naar en over
Europa uitgewaaierd. Plantkundig geïnteresseerden stuurden elkaar
zaadjes, die prompt in de fraaiste tuinen van Europa werden geplant. Eén
van die tuinen was de Hortus Eystettiensis, in het Beierse Eichstätt.
Daar verscheen in 1612-1613 een prachtig boek met tekeningen van alle
inheemse en uitheemse planten die de prins-bisschop liet planten in de
vernieuwde tuinen bij zijn dan net in Renaissancestijl vernieuwde
kasteel. De opdrachtgever was de toenmalige bisschop Gemmingen, die het
voltooien van het werk zelf ternauwernood heeft meegemaakt. Degene die
tekende was Basileus Besler, die in Nüremberg woonde en werkte. De
planten werden naar hem toegezonden, waarna hij ze tekende. Besler
vergaarde botanische kennis door te corresponderen met vooraanstaande
plantkundigen in Europa, waaronder ongetwijfeld Clusius. Die had ook
contact met de opdrachtgever. Besler legde zelf snel een tuin aan, omdat
de frisheid van de planten bij de wekelijkse zending niet altijd meer
een goede tekening garandeerde. Zo kon hij de boel een beetje
organiseren. Besler neemt veertig inheemse planten uit de
prins-bisschoppelijke tuin niet mee, om plaats te maken voor meer
exotische en dus in die tijd heel spannende gewassen. Zoals de tomaat.
Er is ook een afbeelding met lichtgele vruchten. Tomaten die niet rond
en glad zijn, maar lekker ribbelig en rommelig.
Hamvraag: werden deze liefdesappels toen ook gegeten? Denkelijk niet in
Duitsland. Al werd er misschien wel gerept van lieden in het verre
Zuiden van Europa die dat wel deden. Maar de tuinen van Eichstätt waren
vooral om te verbazen en te verrukken. En een beetje voor de medicijn.
De tuin werd samengesteld met adviezen van een apotheker tenslotte. Op
het bord belandden de tomaten waarschijnlijk pas een hele dikke eeuw later.
Dit blog verscheen eerder in 2012