Tripmadam
Omdat ik ergens in een oud kookschrift een recept met tripmadam tegenkwam, besloot ik dat twee jaar geleden te zaaien. Gelukkig heeft Ton Vreeken in Dordt het in zijn winkel, dus de eerste hobbel was genomen. In een hoekje van de zaaibak maakte ik plaats voor de tripmadam. Maar er gebeurde niet veel. Er kwam wel wat van het zaaigoed op, maar om nou te zeggen dat ik er van onder de indruk was… Of dat ik er van kon oogsten…. Nou nee. Wat doe je in zo’n geval? Ach, je vergeet het gewoon even. Vorig jaar was een lastige zaaizomer met eerst te veel warmte en daarna te veel water. De meeste groentjes lieten het afweten. Zo niet tripmadam. Die groeide lustig door. Deze winter afgedekt tijdens de strenge vorstdagen, maar dan kunnen we er van gaan proeven. En dan bedoel ik niet zo’n hapje om te kijken of het eetbaar is, maar echt verwerken in een gerecht. Inmiddels hebben de eerste prille plantjes zich ook uitgezaaid, dus er staat genoeg.
Tripmadam is zoals ik al eerder op dit blog schreef een vetplant, ook wel klein huislook genaamd, die inheems is, maar inmiddels zeldzaam genoeg om bij de wildpluk te sparen. Met een beetje geduld heb je een leuke oogst uit eigen tuin. Behalve door de sla en bij vis (denk aan zeekraal) kun je dit toekruid ook inmaken. In azijn, of in azijn met mosterd. Eetlustopwekkend.
Zo even uit de tuin gesnaaid: lekker, knapperig, maar of het eigen smaakje over de mosterd heen komt is de vraag.