Soep van jonge duiven
Wat mogen wij van de Verstandige Huyshoudster qua dierlijke eiwitten eten in deze maand in 1795? Niet zo veel als je zou denken. Voor de hand ligt natuurlijk kalf en lam. Daar blijft het bij. Verder jonge kalkoenen, kuikens en duiven. Maar het lekkerst zijn dan speenvarkens, jonge hazen en patrijzen, hoewel die laatste heel zeldzaam en kostbaar zijn. Het best kun je het kalfsvlees of de piepkuikens stoven met moskuiden en wat wijn. Of een soep van jonge duiven maken. Bij soep moet je dan niet aan een dun soepje denken, maar meer aan een dikke maaltijdsoep.
Soep van jonge duiven
Dit heb je nodig: twee duiven, geplukt, schoongepoetst en van binnenwerk ontdaan, 1 liter gevogelte bouillon, 1 blaadje foelie, 1 centimeter verse gember geschild en in plakken, bosje peterselie, 2 peterseleiwortelen, broodkruim, boter.
Zo doe je het: spoel de duiven met kokend heet water af. Doe ze in een grote pan met dikke bodem. Giet er de bouillon op en doe er de foelie en gember bij. Breng dit aan de kook. Hak de peterselie, schil de peterseliewortelen en hak die ook fijn. Voeg die toe aan de soep. Laat de soep een uur koken. Vis de gare duiven er uit. Bind de soep met broodkruim en boter. Pluk het vlees van de duiven en doe het vlees terug in de pan. Laat nog even doorsudderen en dis dan op.
Ieder zelfvoorzienend landhuis hield er wel een stevige duiventil op na. Niet alleen voor de sier en het leuk. Vooral voor de maaltijd. Maar met wilde duiven kan dit recept natuurlijk ook. Als je bang bent dat het vlees te droog wordt, dan vul je de duiven met fijngehakt spek.