Schotel voor de Salade
Soms staan er in receptenboeken fascinerende tips. Zo schreef John Evelyin in 1699 zijn Acetaria over salades en inmaken. En wat staat daar? Je saladière (slaschotel) moet van porselein zijn of Hollands Delfts aardewerk. En niet te diep noch te vlak, afhankelijk van wat je in de salade gaat stoppen. Tin of zilver gaan namelijk niet goed samen met olie en azijn. En let wel: je moet twee schotels nemen. Eén om de vloeibare onderdelen in te gieten en te klutsen. En één om de rauwe kruiden en groente op te doen, waar je de vinaigrette over giet. Met een vork en lepel schep je net zo lang om tot alle ingrediënten bedekt zijn met de vinaigrette. Wie zuinig is met zijn olie, giet er eerst de olie over, omdat die eenvoudiger blijft plakken dan wanneer het gemengd is met de zure vloeistof. Ze gieten het Zuur er pas het laatst op. Je zult zien hoe weinig olie je dan nodig hebt voor een volle schaal slakruiden.
Dat laatste advies heb ik gevolgd. Eerst de olie, dan citroensap gesprenkeld. Het klopt. Maar je mist de lekkere tekstuur van een goed gemengde vinaigrette. Dan maar niet zuinig met de olie.
Salade met vinaigrette dan maar? Wat adviseert Evelyn?
Gekookte eidooier fijnprakken en door het mengsel van olie en azijn doen. En wat mosterd. Je kunt ook saffraandraadjes door honing rollen en over de salade strooien.
Wat doe je in de salade? Net wat er in het seizoen is, maar met wat meer kruiden dan wij gewend zijn. Denk aan kervel, zuring, peterselie, radijs, rucola, munt, spinazie, melde.
En natuurlijk doet Evelyn ook suiker door de sla. Hij mag dat nog, in een tijd dat suiker een ‘condiment’ is en geen ‘commodity’. Neem je de honing-saffraankruimels, dan komt het zoet van de honing en is de suiker echt niet nodig.
Een Delftse schaal als deze dateert uit ongeveer 1690, maar ik denk niet dat iemand zijn salade op het hoofd van Willem III gemaakt heeft.