Rozijnensoep
Van de 18e eeuw mogen we in de maand Maart nog allerhande winterkost eten, en de nodige Vastenkost. Er is nog weinig vers groen op de markt tenslotte. Intrigerend is de rozijnensoep. Ook wel geschreven als razijnensoep. Je mag ook pruimensoep maken. En dat komt goed uit, want in het kookboek staat dat je razijnensoep net als pruimensoep maakt. Het is een zoete soep, die we nu als nagerecht zouden opdissen. Misschien zelfs wel met wat vanilleijs erbij. Of zelfs kaneelijs. De soep is een voortzetting van de vergulde soep uit de Renaissance. Die is ook erg lekker trouwens. Het feit dat de soep met broodkruim gebonden wordt, geeft aan dat het recept teruggrijpt op een traditie van vóór de 18e eeuw. Later ging men soepen met room, boter, bloem binden. Dus niets houd je tegen om wat te experimentere. Er zal waarschijnlijk vrij zoete wijn zijn gebruikt, maar daar staat niets over vermeld. Zelf zou ik opteren voor wat rinsere wijn, met suiker en rozijnen is het al zoet genoeg. Bij de vergulde soep gebruik je gele rozijnen. Dat zou ik hierbij ook doen, ziet er wat fleuriger uit op het bord.
Rozijnensoep
Laat rozijnen in lauw water koken met suiker, nootmuskaat, kruidnagelen, en witte wijn. Bind de soep met broodkruim van wit brood door hem aan de kook te brengen en goed te roeren.