Restje of Godenmaal
Het ging in de Engelse krant over Jocasta Innes en haar Paupers Cookbook. Weer helemaal hip. Liep direct naar de kast waar het hoort te staan, maar greep op een lege plaats. Heb er dus mee rondgesjouwd het afgelopen jaar. Maar het ‘zusje’ stond er wel, minstens zo hip en interessant: Left Over for Tomorrow van Marika Hanbury Tenison. Ook een Penguin, ook jaren zeventig van de vorige eeuw. Achterin een handige combinatielijst: wat kun je allemaal doen als je vooral kip over hebt, of boontjes, of prei. Ach, het is niet dat je zelf niet weet wat je er mee kunt doen, maar je komt nog eens op een andere gedachte. Van de rest prei maak je met tomaat en aardappel een Spaanse groentenflan. Boontjes en andere groenteresten gaan vooral in de minestrone. Marika houdt vooral veel vleesresten en aardappelen over. Die kun je in van alles doen, of bakken met kruiden en specerijen, met een uitje erbij of met een restje erwtjes.
De vraag is meer: waarom hebben we ‘restjes’. Te veel ingekocht? Te veel moeten inkopen omdat de voorverpakte hoeveelheid de behoefte overstijgt? Minder gegeten aan tafel? Helemaal niet erg, zeker niet wanneer je een ruime vriezer hebt. Een restje is dus een prima start van een nieuw gerecht.
Wij hebben eigenlijk zelden restjes. Ja, ik bereid wel eens iets voor meer dan één dag. Maar daarmee is wat er over blijft nog geen ‘restje’. Dat is zorgvuldig ingecalculeerd en praktisch. Een slow roast gaat zo diverse maaltijden mee. Lof kun je rauw, gebakken, gestoofd, gegrild, of in de soep eten. Het is maar hoe je het bekijkt. En dan zijn er de restjes die zorgvuldig worden gekoesterd. Want een ontbijt van koude bloemkool waar nog wat geitenkaas op zit. Dat is geen restje. Dat is een godenmaal.