Perziken uit Montreuil – 1
Oranje Soepje
Het verhaal over Montreuil begint met een menukaart. Die van het galadéjeuner ter gelegenheid van het huwelijk van koningin Wilhelmina met prins Hendrik van Mecklenburg-Schwerin februari 1901. Ik ontmoette hem voor het eerst bij het zoeken naar Oranje Toetjes. Maar daar voldeed de Palermitaine glacé niet aan. Later speelt dit menu een rol in de bekroonde catalogus Nederland Dineert, waarin ik onder andere over de koninklijke keuken schreef.
Het menu klinkt als een klok en veel hoge gasten zullen een klein eerbetoon op prijs hebben gesteld.
Potage Crême Montreuil
Truite Saumonee à la Russe
Chapon Montmorency
Paté d’Amiens au Champagne
Chêvreuil rôti
Salade Polonaise
Asperges nouvelles
Timbale Sicilienne
Palermitaine glacé
Marquises au Parmesan.
Nieuwsgierig geworden naar het soepje natuurlijk. De rest is vrij eenvoudig te achterhalen. Dus op zoek. Geen enkel kookboek uit het laatste decennium van de 19de of het eerste van de 20ste eeuw bracht soelaas. Zelfs de encyclopedie van Joseph Favre noemt Montreuil niet. Dat schoot niet op, dus ik parkeerde de puzzel. Maar niet voor eeuwig.
Vorig jaar kocht ik het boek van Bernd Brunner: Taming Fruit. How orchards have transformed the land etc. uit 2021. Daarin staat dat ommuurde boomgaarden ook in Noord-Frankrijk werden gebouwd. Vooral in Montreuil-sous-Bois, een stadje dat nu dicht tegen Parijs ligt aangeklemd, een beetje aan de oostkant. Vroeger was dat een plattelandsgemeente. Op het hoogtepunt van de perzikenteelt rond 1870 kon je er een doolhof van 600 kilometer muur vinden. Inmiddels zijn de restanten van de bijzondere perzikboomgaarden in het dorpje Montreuil een beeldbepalend en ten dele beschermd monument. Vierendertig hectare aan muren in een blokkenpatroon die in oktober en november van dit jaar op één plaats gerestaureerd zijn, om precies te zijn aan de Impasse Gobetue, een zijstraatje van de Rue Saint Juste. We zijn namelijk wel even gaan kijken.
De muurtjes zijn 2 meter 70 hoog, lopen taps toe en zijn afgedekt met dakpannen, platen of pleisterwerk, zodat het regenwater niet in het vrij losse metselwerk druppelt. Het plateau van Oost-Parijs bestaat voor een groot deel uit gipsafzettingen, zodat het pleistermateriaal goedkoop en dichtbij was. Wie door de stad rijdt, ziet overal nog sporen van de muurstructuur, nu vaak in woonwijken ingepast. Ze worden keurig gerestaureerd, zoals op de foto hierboven, pal tegenover de ingang van de modeltuin.
De muren beschermden de vruchtbomen tegen koude en wind en vingen de zonnewarmte op, zodat het mogelijk was om vlak bij Parijs perziken te verbouwen, die eigenlijk een warmer klimaat vereisen. De leibomen tegen de muren genieten van de warmte. Ook kun je eenvoudiger oogsten dan bij een hoogstam. Op het hoogtepunt van de perzikenteelt in de tweede helft van de 19de eeuw omvatte het complex aan boomgaarden ongeveer 320 hectaren waarom 300 km ommuurde tuin en ongeveer 600 km dwarsmuren. De boomgaarden spreidden zich dankzij het succes over de dorpsgrenzen heen uit naar Rosny, Romainville, Bagnolet, Fontenay.
Perziken waren een geliefde vrucht, zeker vanaf de 18de eeuw, maar iedereen die wel eens met een zak rijpe perziken in een boodschappentas op de fiets naar huis is gegaan weet hoe kwetsbaar ze zijn voor transport. Productie dichtbij het culinaire Mekka dat Parijs toen ook al was bracht uitkomst. Vanuit de Yonne kwamen de perzikboeren naar Montreuil en de buurdorpen. Sommige fruittelers vestigden zich binnen de muren van het complex. Je ziet het in de maatvoering van de bebouwing goed terug. Zo concentreerde zich de kennis van het telen van perziken in deze omstandigheden in Montreuil. Er werden nieuwe variëteiten ontwikkeld, vroeg- en laatrijpende rassen. De verpakking en de merknaam van de vruchten was een volgende stap. De telers van Montreuil gebruikten figuurtjes, wapenschilden en portretten van vorsten om hun product high end te positioneren. Met slakkenlijm werden deze ‘merkjes’ op de perzik geplakt. Het papieren figuurtje was een soort zakdoek die de zon weerde tijdens het fruit te kleuren tijdens de rijping.
De luxueuze producten van Montreuil doen het goed in de export, speciale series voorzien van de afbeelding van Europese vorsten vinden natuurlijk ook hun weg naar Londen, Berlijn en Sint-Petersburg, waar ook de tsaar van deze perziken geniet. Vers, maar ook in blik of glazen pot. En zo komen ze ook aan het Nederlandse hof terecht. Er wordt ook druk mee geadverteerd, je kunt ze bij de delicatessenwinkel krijgen. En ook de betere restaurants serveren de perziken in een compote bijvoorbeeld.
Perziken zijn niet alleen smakelijk, maar ze zijn vooral ook heel erg oranje van kleur. Als toetje kennen we ze natuurlijk en ook wel als compote bij gevogelte (zie menu’s), of door een salade. Maar in de soep? Waarom eigenlijk niet, als perzik kennelijk goed combineert met gevogelte? Een potage crême is gemiddeld een gebonden romig kippensoepje. Daar kun je prima perziken in verwerken, als schijfjes, of wat voor vorm dan ook.
Het huwelijk is gesloten, het feest kan beginnen. De stemming aan tafel is vast luchtig en opgelucht. Misschien hadden de koks er wel hartjes perzik in verstopt. Eerst even gemacereerd in iets alcoholisch, marc de champagne bijvoorbeeld. Tenslotte was het een heel belangrijk Oranjehuwelijk waar vrijwel de complete Europese adel acte de presence gaf. Dit was het soepje dat Hidde de Brabander maakte voor de vierdelige documentaireserie, die de NTR over Wilhelmina maakte en die eind april werd uitgezonden. Ik vertelde erbij over de eetcultuur aan het hof.