Navigation Menu+

Oorlogskeuken: Alles op de bon!

2 mei 2012 door in Blogger |

Zo begin mei beginnen de mailtjes en telefoontjes weer: wat aten we nou toch in de oorlog en was er echt zoveel honger? En aten we echt tulpenbollen? Op dat laatste kun je volmondig ‘ja’ antwoorden: in de hongerwinter van 1944-45 werden er tulpenbollen gegeten. Maar er is best wat genuanceerder over te denken. Lees maar even mee wat ik eerder voor een publicatie van Waanders schreef:

De huisvrouw moest leren omgaan met tekort aan alles, erger nog dan in de crisis tijd. Koffie en thee zijn al snel niet meer te
verkrijgen, de import ligt immers stil. Alles is op de bon: brood, bloem, rijst,
margarine, boter, vlees, eieren, suiker en vanaf april 1941 ook melk en
aardappelen. In 1943 volgen groente en fruit. Wie een voorraadje
heeft  – zoals gedroogde bonen – is goed
af. In het ´vakblad voor de huisvrouw´ Moeder staat in 1941 dat het goed
beheren van een voorraadje levensmiddelen van groot belang is.
Intussen is op de zwarte markt van alles te
koop, maar daar betaal je dan ook een stevige prijs voor en dat is niet voor
iedereen weggelegd. Veel van de´zwarte´ voedingsmiddelen verdwijnen overigens
over de grens naar Duitsland omdat het daar op de zwarte markt veel meer
opbrengt. 
Tot 1944 heeft eigenlijk bijna iedereen wel te eten, al is de keus
beperkt. Brood wordt echter al snel schaars en wie zich met twee
broodmaaltijden per dag voedt, heeft een probleem. Te koop is er alleen nog brood van bedroevende kwaliteit, waardoor het ook minder verzadigt dan voorheen. En het rantsoen
loopt terug tot 1,8 kilo per week per persoon. Dat is iets meer dan twee broden
van nu. Wie gewend is tussen de middag een stapel boterhammen te verorberen
komt dus tekort. Het Voorlichtingsbureau van de Voedingsraad geeft boeren het advies om
warm eten mee te nemen naar het land.
Heb je al brood, dan ontbreekt het beleg,
want de rantsoenen zijn karig bemeten. Een boterham met tevredenheid is dan het
enige dat overblijft. Plukken uit het wild wordt dus populair, bramen en
rozenbottels om jam van te maken, groene kruiden voor de thee en de soep. In de
stad is het lastiger om aan eten te komen dan op het platteland, waar een
moestuintje, kippen en konijnen gemakkelijker te houden zijn. Wie zelf een
varken bezit en zich netjes aan de voorschriften houdt omtrent slacht en inhouding (ja, ook van je eigen varken diende je het beste vlees af te staan)  krijgt 750 gram vlees per week als rantsoen toegewezen, terwijl de
andere mensen slechts drie ons ontvangen. 
Je voelt de hongerwinter aankomen. Morgen meer.