Neolithisch soepje met zeemelde
Zondagmorgen, vroeg in de ochtend. Ik heb een afspraak met
chef Jeroen bij de kas in de tuin van het Rijksmuseum. We gaan zeemelde (atriplex
littoralis) oogsten. Er staat nog een
beetje, het is eigenlijk geen gewas voor in de kas. Van nature groeit het een
beetje buitendijks in ziltige omgeving. Waarom ben ik zo vroeg naar Amsterdam
afgereisd? Nu ja, het is natuurlijk altijd gezellig en nuttig om bij te praten met Jeroen en
het is altijd fijn toeven binnen en buiten het Rijks. Maar dit is niet zo maar
gezellig, dit is voor een serieus experiment. Kun je op basis van minimale
archeologische sporen een eetbare soep maken, die ook nu nog lekker is?
kreeg een vraag. Of we een soepje wilden maken op basis van de restjes in een
neolithische kookpot uit Noord-Holland (Keinsmerbrug). Graan, dierlijk vet en diverse soorten
melde, waaronder zeemelde (strandmelde). Dat kon natuurlijk. Paulien, die de
kookclub aanvoert, maakte bouillon van lamsschenkel, plukte tuinmelde,
roosterde en maalde gerst. En ik zorgde dus dankzij de Rijkskas voor de
zeemelde.
laaide het vuur al lekker op zodat de leden van de werkgroep hun potjes konden
gaan koken. Behalve de soep ook nog Romeinse puls, Middeleeuwse dadel-amandel-pudding,
middeleeuwse saffraan-broodkruimsaus, en meer. Maar eerst proefden we de
verschillende soorten melde. Was er verschil? Jazeker. De tuinmelde is een
beetje meer spinazie, de zeemelde was ziltig. Doe je beide door de soep of brij
dan krijg je een heerlijke smaak. Zeker als je geen zout hebt.
Vanaf het moment dat er recepten zijn opgeschreven zie je dat er voor het koken
en sudderen mager vlees wordt gebruikt. Het vette vlees leent zich beter voor
braden en roosteren. Dat kunnen ze 4000 jaar geleden ook best geweten hebben.
opgravingsverslagen lees je dat er veel meer rund dan schaap gevonden is. Dus
een runderschenkel is ook een goed idee. In plaats van gerst zou je emmergraan
kunnen nemen. Dat is wat lastiger te krijgen. Het resultaat was in ieder geval
een heerlijke eenpansmaaltijd, die met gemak naar een moderne variant te
brengen is: lamsschenkel, burgul en wilde spinazie. Maar daar gaat Marie-France
voor zorgen, de aanstichtster van dit project.