Morieljes
Soms krijg je zo’n leuk verzoek. Of je mee wilt werken aan een experiment om zelf in de tuin morieljes te kweken. Nou, natuurlijk wil je dat. Er komt een mooie doos met inhoud van Edwin Florès van Casa Foresta. Dat is het eerste begin. Er volgt een mailtje met instructies. De man spit een bedje om, de juiste bodemgesteldheid wordt bevorderd met kalk en compost en dan gaat de paddenstoelenmix er in. En nu is het een kwestie van veel geduld. Het kan goed een jaar of misschien wel twee duren.
Morieljes pluk je van maart tot begin juni, dus dit jaar halen we ze nog maar weer eens uit het wild. Goed opletten, zoals bijna alle paddenstoelen hebben ze een giftig zusje. Echte morieljes hebben een holle steel. Doorsnijden dus en checken. En nooit rauw eten.
Morieljes vind je in ons land voldoende in het wild, bijvoorbeeld in boomgaarden, of in parken en loofbossen. Ze houden van een beetje een humusrijke grond. Staat allemaal in Het Paddenstoelenboek van Edwin. Onmisbaar in de boekenkast voor de moderne paddenstoelenhunter.
Wat kun je er mee doen? Een sausje maken over de pasta, bijvoorbeeld.
Morieljesaus met geitenbrie
Dit heb je nodig: per persoon een handje morieljes, schoongepoetst en gehalveerd (let dus op die holle steel), klont boter of scheut zonnebloemolie, 1 fijngesnipperd sjalotje, 125 gram geitenbrie in blokjes, scheut room, versgemalen zwarte peper, paar sprietjes bieslook in snippers.
Kuis de morieljes en halveer ze. Doe de boter in een sauspan en laat die warm worden, fruit daarin de sjalot goudgeel. Doe er de morieljes bij. Roer even om en doe er dan de kaas bij. Draai het vuur laag, schep voorzichtig om en laat de kaas smelten. Doe er dan een scheut room bij. Laat even pruttelen. Maal er naar believen zwarte peper over. Strooi er vlak voor het opdienen de fijngeknipte bieslook over.