Middeleeuwse tuin
Het concept van de omsloten, veilige tuin, de hortus conclusus, is in de middeleeuwen verder uitgewerkt. Enerzijds kreeg je de veilige, geurige lusthof waar men zich beschermd wist en toch van het buitenleven kon genieten. Daarnaast kreeg je de middeleeuwse kloostertuinen, ook ommuurd, maar met een contemplatiever karakter en vaak gecombineerd met een nutstuin voor kruiden voor keuken en medicijnkast. Daarbuiten de moestuinen en landerijen en daarachter en daarbuiten de woestenij, de ongetemde natuur.
De Franse tuinvriend heeft het daar niet over in 1951. Die ziet – vanwege de kruistochten, de Zwarte Dood en feodale oorlogen alleen de nutstuin en de moestuin of warmoezerij. En ook daar valt wel meer over te zeggen. Met de opkomst van de steden werd de druk op het omliggende platteland om voedsel te produceren voor de stadsbewoners groot. Er waren wel wat stadsboerderijen en ook in de stad had je wel een warmoezerij, maar het platteland was heel belangrijk als bron van allerhande eten: kaas, boter, eieren, vlees, groente, fruit.
Over de kloostertuin is onze tuinvriend lyrisch, met zijn rechthoekige bedden, de Damascener rozen, jasmijn. mimosa, hyacinten en tulpen, allemaal importbloemen dankzij de kruistochten. Dat soort tuinen, met hagen en afscheidingen, kenden de rijke burgers en de adel ook. Het loopt naar de Renaissance. Morgen verder.