Komkommertijd – next installment
Vandaag het laatste deel, maar niet het laatste verhaal over de komkommer. Er volgen nog wat oude recepten. Hoe zijn we toch aan die donkergroene rechte komkommers gekomen? Engels grapje? Of toch Nederlands?
Pas in het midden van de 19e eeuw raken de lange groene komkommers in zwang. Hun Britse herkomst lees je in de namen van de rasjes; Pickle’s defiance en Rollinsons’ telegraph. Dit zijn de voorlopers (dankzij de Nederlandse veredelaars) van de moderne komkommerrassen.
In 1925 heeft Vilmorin 21 hoofdsoorten en 9 ondersoorten en nog eens een dozijn augurkenrassen in de catalogus staan.
Ik kijk nog even in Turkenburgs zaaigids uit de eerste helft van de 20ste eeuw. Je hoort de Serres en Vilmorin op de achtergrond, lees maar even mee:
“Het Komkommergeslacht telt een aantal soorten, met gele, witte en groene vruchten, verschillend van vorm en grootte. Hier te landen gebruikt men de gele komkommers het meest. De lange gele tros- is een uitnemende soort voor de vrije grond, hoewel de extra lange gele Amsterdamse broei-komkommer hiervoor mede uitstekend kan dienen.”
Waar zijn die rasjes gebleven? Hoeveel mensen hebben er nog gele komkommers in de tuin? En waarom zijn we die groene harde saaie eenheidsworstkomkommers gaan verkiezen boven de sappige gele, de rijpe, de kleine kromme smaakvolle? Of is de huidige versie vooral vanwege houdbaarheid en logistiek ontstaan? Lekker makkelijk?
Op het plaatje komkommers zoals ze in de 18e eeuw populair waren in Spanje: nog steeds die augurkachtige dingen. En prachtige tomaten. Spaans schilderij dus!