Navigation Menu+

Komkommertijd

26 juni 2011 door in Blogger |


Vanwege de komkommersmoothie KomOp zocht ik voor de site allerhande komkommergeschiedenis bij elkaar. Er stond me vaag bij dat ik ook ergens een Romeins plaatje met komkommers erop had. Maar waar ook weer? Even snuffelen in mijn database leverde inderdaad het plaatje op. Slangenkomkommers zijn het, nu een beetje verdrongen door die hardgroene rechte komkommers. Maar ik herinner me nog een tijd dat komkommers net zo krom waren als augurken. En dat rijpe komkommers met net een beetje zaad erin veel meer smaak hebben.

In de Romeinse tijd at men komkommers zowel rauw als gekookt, met of zonder schil. Apicius kookt ze met hersenen, komijn, honing, selderijzaad, vissaus, en olie of maakt er een patina van, een soort dikke omelet. Hij dist ze ook op als salade.

De Romeinse senator Plinius schrijft in de eerste eeuw van onze jaartelling over de komkommer: “Van kraakbeenachtige aard is de komkommer, die boven de aarde groeit. Keizer Tiberius was er ontzettend dol op. Geen dag ging voorbij of hij kreeg er wel een voorgeschoteld. Want zijn tuinlieden rolden de verplaatsbare bedden waarin ze gekweekt werden op wielen in de zon en op winterse dagen in een beschutte kas met spiegelsteen.
Bij oude Griekse schrijvers staat geschreven dat je komkommerzaad eerst twee dagen moet laten weken in honingmelk en het dan pas hoort te zaaien, om zoetere komkommers te krijgen. Ze groeien in elke vorm waarin je ze dwingt. In Italië hebben de mensen ze graag groen en zo klein mogelijk, in de provincies juist zo groot mogelijk en wasgeel of bijna zwart. (…). Als je de bloem in een buis hangt krijgen ze een onwaarschijnlijke lengte. En waarachtig, juist nu is er een heel nieuwe vorm in Campanië opgekomen, die eruitziet als een kweeappel. Ik hoor dat er aanvankelijk toevallig zo een is ontstaan, weldra is uit zaad daarvan een aparte groente ontwikkeld, die ze meloen noemen. Deze hangen niet maar krijgen op de grond een bolronde vorm met een goudgele kleur.” En dan citeert Plinius zijn collega-senator en -boekenschrijver Colummella:
“Columella beschrijft wat hij heeft bedacht om het hele jaar over komkommers te beschikken: een braamstruik zo breed uitgegroeid als je maar hebt, verplanten naar een zonnige plek en zo ver terugsnoeien dat er een stompje van niet meer dan twee vingers overblijft, rond de dag-en-nachtevening van de lente. Als je dan het komkommerzaad in het merg van de braamstruik steekt, kunnen de wortels, als ze rondom met losse grond en mest worden aangeaard, de vorst doorstaan.”

Tags: