Kinderrijmpje?
Gisteren ging het op Twitter in een lijntje over de kinderliedjes die niet zo onschuldig zijn als we denken. In Twintig Eeuwen (1997) hebben we er al een stukje aan gewaagd. Zo maar een versje uit de Nederlandsche Baker- en Kinderrijmen, verzameld door dr. Johannes van Vloten, een bekende theoloog uit de 19de eeuw. Lees maar even mee:
Vastenavond, hoenderkind
ik heb nog geenen man
Ik heb nog een klein hoentje
dat moet er vanavond an.
Als ik mijn hoentje koken wil
dan is mijn potje vuil
Als ik mijn potje schuren wil
Dan tintelt mijnen duim
Dan loop ik bij de buren
En laat mijn potje schuren
Dan loop ik naar de Franschen
en laat mijn potje dansen
Dan loop ik naar de soldaten
en laat mijn potje praten.
En zo gaat het nog even door. Wat zou die theoloog allemaal nog meer bij elkaar geraapt hebben? Johannes van Vloten leefde van 1818 tot 1883. In DBNL een lange lijst van werken van zijn hand. Veel taalkundige zaken, veel gezangen, veel vaderlandse geschiedenis, veel briefwisselingen met belangrijke tijdgenoten.Hij was dol op polemieken en hield niet van de 19de-eeuwse nieuwlichterij. Brederode, Hooft, dat was pas literatuur. Zou hij de dubbele betekenis van dit soort ‘kinder’ rijmpjes echt niet begrepen hebben?