Kervel – volgende aflevering
We waren een week in de Vaucluse, heerlijke gite bij lieve mensen. Zal er nog over bloggen. Eerst even verder met de kervel. Want van bloggen kwam het daar niet zo. Slangenarend, hop, bijeneter, gekraagde en zwarte roodstaart en meer fraais leidden ons verrukkelijk af. Bismarck heeft leren pootjebaaien en vissen in het riviertje en wij luierden en lazen en bekeken de omgeving. Maar nu eerst verder met de Kervel.
Kervel was al in de antieke wereld bekend als voedsel en volgens Plinius aten de Syriërs het zowel gekookt als rauw. Bij de Romeinen gold het als ingrediënt voor de sla, net als postelein. De officiële naam is Anthriscus cerefolium. Er zijn natuurlijk tal van pogingen ondernomen om dat Cerefolium te duiden. Het zou het blad van Ceres zijn, of iets te maken hebben met blad dat je vrolijk stemt (Caere), maar wat mij betreft zou het ook een toponiem kunnen zijn en op de oude Romeinse (Etruskische) stad Caere kunnen slaan. Het blijft giswerk. Wie een betere suggestie heeft mag het zeggen.
In Frankrijk is ‘onze’ jonge kervel zeker vanaf de middeleeuwen gekweekt. Hier schrijft de Verstandige Hovenier (in mijn hertaling): Kervel begeert welbemeste en vochtige aarde. Zaai je in Februari, Maart of April, dan schieten de plantjes snel zaad. Maar zaai je in het najaar, dan heb je er de hele winter profijt van. Tegenwoordig is de kervel een normaal moestuinkruid, en wordt het in veel spijzen gebruikt, die er een aangename smaak van krijgen en goed zijn voor de maag.
Wil je een historische kerveltaart maken, dan maak je een soort quiche met kervel en kaneel. Kervel werd vaak in zoete gerechten verwerkt, zoals kervelkoekjes met kaneel en suiker. Vinden wij eigenlijk zonde. Wij maken liever een ommelet of soepje.