Het kruidenrekje van Lancelot
Lancelot de Casteau geeft nauwkeurige instructies welke kruiden je in de keuken op voorraad dient te hebben en waar je ze voor moet gebruiken. Een heel wat rijker palet dan wij nu nog kennen, de enkele doorgewinterde wildplukker daargelaten.
Kruiden die je nodig hebt voor groene gerechten:
valeriaan, munt, scharlei, betonie, melisse, duizendblad, waterkers, blad van viooltjes, boerenwormkruid.
Kruiden die je nodig hebt voor gewone stoofschotels:
rozemarijn, marjolein, basilicum, oregano, laurierblad, salie, peterselie, mirre, hysop, polei.
Kruiden die je nodig hebt voor de salade:
bindsla of kropsla, dragon, rucola, munt, pimpernel, sterrekers, bloemen en blad van komkommerkruid, bloemen en blad van ossentong.
En welke missen we nu? Selderij, korianderblad, tijm, bonenkruid, dille, wijnruit om er een paar te noemen. Waarom? Wie zal het zeggen? Niet populair? Niet in de kruidentuin van de prins-bisschop van Luik? Vond Lancelot ze niet interessant en lekker, of kende hij ze niet? Of?
Dat heb je zo met het speuren in de geschiedenis. Op ieder antwoord tien nieuwe vragen.