Hazelnoten – historisch
De hazelnoot is rijk aan acide oléique, omega 9, kalium, vitamine E en polyfénol antioxydanten, proteïnen en voedingsvezels. Al die gunstige eigenschappen maken deze noot voor mens en dier een waardevolle voedselbron. Vermoedelijk zijn de hazelaars (Corylus avellana) via natuurlijke verspreiding naar West-Europa gekomen, al houden ze meer van een zachte winter en een koele zomer, en daarmee van kuststreken van het gematigde klimaat. Volop aanwezig in Klein Azië, maar toch denken we dat de Turken de eersten zijn geweest die de hazelnoot zijn gaan cultiveren.
Even terug in de tijd. Al in het mesolithicum, pakweg 8000 jaar geleden, zijn talloze hazelnootresten gedumpt op een afvalhoop op het Schotse eiland Colonsay. Honderdduizenden notenschillen zijn verbrand in een ondiepe kuil, de restanten van een oogst van één seizoen. Nu zijn er wel meer hazelnootvondsten uit de prehistorie bekend, maar niet in deze aantallen. De noten – gevonden in 1995 – hebben een datering van pakweg 6000 voor onze jaartelling. Om zoveel noten te verzamelen heb je een goed georganiseerde clan van samenwerkende mensen nodig en een puike planning voor het seizoen. Het lijkt er zelfs op dat de hazelaars tegelijkertijd gekapt zijn, want het is prima hout om te verwerken voor het bouwen van hutten. Daarnaast is het kort snoeien aan het eind van het seizoen (van augustus tot oktober) een ouderwetse manier om de notenproductie te bevorderen.
Ook in de omgeving van Pompeï zijn verkoolde resten van hazelnoten gevonden, naast die van amandelen, kastanjes en walnoten. Dankzij de uitbarsting van de Vesuvius in het jaar 79 van onze jaartelling zijn die prachtig bewaard gebleven. In het vondstenmateriaal van de opgravingen van de Romeinse tijd in Maastricht zijn eveneens resten van hazelnoten aangetroffen. Toen al lang inheems en gewaardeerd om hout (bouwmateriaal, speer- em pijlschachten, hengels en hoepels, stelen en stellages) en vruchten.