Gans!
Gisteren hield ik een praatje voor de Youth Food Movement die op voedselsafari was rond het thema gans. Van wild in de natuur tot getemd op het bord en alles daartussen. We hadden het over jacht, over domesticatie. Vandaag en morgen een beetje gans op dit blog. Om te beginnen de jacht.
De gans (anser anser) is in principe een trekvogel die in de herfst van het hoge noorden (broedseizoen) naar het zuiden (overwintering) vliegt en daarna in het voorjaar weer terug naar het noorden. Twee keer per jaar maakten de ganzen een tussenstop in onze wetlands om te rusten en te eten. In onze prehistorie wisten de bewoners van deze lage landen dat precies. Juist dan gingen ze naar de kust om op de trekvogels te jagen. Ganzenbonanza. In die tijd zelfs maakte men al vogelfluitjes om de ganzen te lokken. Natuurlijk werd er niet alleen op de gans gejaagd, maar deze grote vogel is met pijl en boog prima te vangen. Jagen om de honger te stillen. Dat zou niet altijd zo blijven. Zeker met de opkomst van de steden, waar de bewoners afhankelijk waren voor hun voedsel van anderen. En waar de adel de dienst uitmaakte.
Er zijn eigenlijk maar drie redenen om te jagen. Om de eigen honger te stillen, jagen voor de consumentenmarkt, en plezierjacht – tot Napoleon – voorbehouden aan de adel.
De landsheer vaardigde plakkaten uit om de jacht te regelen. Alleen de hoogste adel mocht alles jagen wat er voor hun voeten kwam, lagere goden konden een vergunning krijgen om eieren te rapen of spreeuwen te vangen. Beroepsjagers konden tegen betaling aan de slag. Zij voorzagen de steden van wild, via de markt of poeliers. Nog in 1742 kreeg de kooiker in Eik en Duinen (Den Haag) vergunning om ganzen te vangen. Toch is de wilde gans nooit zo populair geweest als de eend, fazant, houtsnip, patrijs of kwartel. Dat zou nu wel eens heel anders kunnen gaan worden. De gans is broedvogel geworden en vermeerdert zich in hoog tempo. Het zou duurzaam zijn als we de gans beter en systematischer zouden bejagen. Ganzeneieren kunnen heel goed nouveau ruig worden.