Frisdrank is een blijvertje (deel 3)
Dit is deel 3 in een serie over de geschiedenis van frisdrank. Deel 1 vindt u hier, deel 2 hier.
Behalve chocola, thee en koffie komt er nog een derde ‘frisje’ bij in de 18de eeuw. Dankzij de overvloedige suiker en de vruchten van de tuin en boomgaard gaat men de sap van de vruchten tot siroop maken. Dat begint al een eeuw eerder, maar in de 18de eeuw is het ‘normaal’ geworden. Uiteindelijk zie je dan dat op de bals en (kinder)partijtjes een keur aan limonades verschijnen, niet alleen van de citroen, maar ook van frambozen en sinaasappel, naast de orgeade van amandelen. Allemaal frisse drankjes om het hoofd koel te houden bij verhitte dansfeestjes.
Een logische opvolger is de frisdrank in een flesje, gevolg van de industrialisatie van de voedingsmiddelen. Coca cola al aan het eind van de 19de eeuw, eerst al medicijn, later gewoon als ‘gezond’ drankje voor man en vrouw en halverwege de 20ste eeuw voor het hele gezin. Daarnaast kenden we Hero vruchtenlimonade – met prik, en Riedel, dat deed of het iets met vruchten te maken had, maar vooral kleurstof bevatte. Goedkoper was de limonadesiroop die ook vooral uit suiker en kleurstof bestond: Ranja en Rojo, geen sinaasappel of kers te bekennen. Aanlengen met water en het leek heel wat.
De frisdrank was er eerst als alternatief voor alcoholhoudende drank – en dat is het ook nog steeds – maar vaker ook als alternatief voor thee, koffie en chocola. Immers lekker fris gemakkelijk mee te nemen en dankzij uitgebreide marketing met een vlot imago.
In de toekomst zie ik de frisdrank wel van karakter veranderen, zoals alle drankjes in de loop der eeuwen zijn geëvolueerd, maar verdwijnen zal hij niet. De frisdrank is een verworvenheid.