Frisdrank is een blijvertje (deel 2)
Dit is deel 2 van een serie over de geschiedenis van frisdrank. Deel 1 vindt u hier, deel 3 hier.
In de 18de eeuw worden nieuwe non-alcoholische drankjes populair. Chocola, thee en koffie gaan een heel eigen plaats in de samenleving en ons eet- en drinkpatroon innemen. De dan – dankzij door tot slaaf gemaakte mensen – was rietsuiker van overzee overvloedig aanwezig. Ons zoet betaalden zij met een bitter leven. Altijd goed om bij stil te staan. Ook bij deze drie drankjes begint de consumptie bij de elite in het Europa, een relatief kleine kring van welgestelden en beter gesitueerden, adel en burgerij. Hun personeel kreeg de hang naar deze luxe-drankjes natuurlijk mee. Het werd zelfs een gewoonte voor alle bewoners van de grote huizen, zo’n koffie- thee- of slemppauze. ‘Beknibbel niet op de suiker voor de slemp voor de domestieken’ adviseert een adellijke dame in de 18de eeuw aan haar kleindochter. Slecht idee, wanneer je het personeel wilt houden. Zoethoudertjes voorkomen dat ze elders een positie zoeken. De nieuwe alcoholvrije drankjes zijn een verworvenheid voor iedereen.
Je ziet dat ook terug bij de koffiepauzes in fabriek of op kantoor, eerst nog met een koffiejuffrouw die op een vast tijdstip langskomt, daarna 24 uur per dag beschikbaar dankzij de koffieautomaat.