De wortels van de gember
Nog wat verder graven naar de wortels van de gember. Ik zoek nog wat in het boek over de Indiase kookgeschiedenis. Gedroogde gember heeft een eigen naam in het Sanskriet: srngavera (sengavera, wortel in de vorm van een gewei) of injivera, van huis uit een Tamil-woord. En daar klinkt onze gember, ginger, zinziber, gingembre al in door. Hoeveel van onze spicy woorden hebben we eigenlijk wel niet uit het Tamil? (No worries, daar doen we al onderzoek naar voor een publicatie). Het ver in injivera staat voor wortel.
Ofschoon de lange cultivatie het moeilijk maakt om wilde gemberplanten te vinden, de oorsprong moet zeker in Zuid-Oost Azië gezocht worden. Maar waar precies? Er zijn nog wel wilde versies te vinden in India, maar in Maleisië is de plant ook al heel lang geteeld. Gember heeft een zusje – galanga, of galangal, of laos. En ook de galanga wordt al heel lang verbouwd, vanaf het oosten van het Himalayagebergte tot aan Maleisië.
Zowel gember als galanga waren populair in de Europese keuken van de Middeleeuwen. In die tijd geven de receptenschrijvers drie soorten gember aan: ‘gewone’ gember, witte gember (komt uit de buurt van Madras) en gember uit Mekka (dat zegt iets over de handelsroute).
Het plaatje is van galanga. Net even anders dan de gemberwortel, maar duidelijk familie.