De Kool van Karel (3)
We vervolgen de geschiedenis van de bladkool bij de Merovingen en de Karolingen. Dan raak je vanzelf verzeild in de humeurenleer, met veel zwarte gal en temperaturen. Brrr, dat is culinair niet zo aantrekkelijk allemaal.
Zo stelt Anthimus aan het eind van de 6e eeuw dat je alleen in de winter kool kunt eten, als je gezond wilt blijven. Dat heeft te maken met dat nachtvorstje dat over de kool moet om het pas echt lekker te maken. Dat fabeltje bestaat dus al heel lang. Hoe het ook zij: bladkool is een aangename verse bladgroente in de winter. Verder maakt hij er niet veel woorden aan vuil. Niet chic genoeg voor het Frankische hof?
In de ideale moestuin van Karel de Grote vinden we ook Brassica oloracea. Archeologisch is dat allemaal moeilijker te bewijzen. Koolzaad nog wel terug – daar maakte men tenslotte al sinds de prehistorie olie van. Maar bladkool? Die oogst je in het eerste jaar, terwijl in principe pas in het tweede jaar zaad gevormd wordt. De verteerde plantenresten zie je niet terug. Van bladkool vind je pas bij opgravingen in Nederland, Denemarken en Duitsland sporen terug in de Middeleeuwen.
Het meest zal de kool uit de tijd van Karel geleken hebben op de Duizendkop, of op het Eeuwig Moes, dat in de Eifel, Belgiƫ en Zuid-Nederland ook wel Spleeskouel (splitkool) heet, vanwege de wijze van vermeerderen. Een andere optie is de Jersey-bladkool, van het gelijknamige Kanaal-eiland. Ook die gaat terug op een lokale wilde soort. Een kool die wel drie tot vijf meter hoog kan worden en waarvan de stengels gebruikt worden in de bouw,of als wandelstok, volgens mijn boekje. Dat zou ik wel eens willen zien!
De kool was echter zo alledaags, dat er weinig plaatjes van te vinden zijn, laat staan leuke beschrijvingen. In de kloostertuin van St Gallen gaat hij gewoon als ‘caulus’ door het leven Hildegard van Bingen noemt kool, maar terloops. Ligt zwaar op de maag, die kool, is het algemeen vroeg-middeleeuwse oordeel, en moeilijk te verteren voor mensen met zwakke darmen.
Morgen meer middeleeuwen!