Capucinewortel
Hoe heerlijk de Oost Indische Kers, blad én bloem, in gerechten kan zijn weten we wel. De Tropolaeum majus heeft een zusje, waarvan juist de wortel eetbaar is. Hoewel… daar kunnen we het even over hebben.
Tropolaeum tuberosum, de Capucinewortel ziet er op het oog aardig en vrolijk uit. De kleur is goed, de vorm doet aan aardpeer denken, je kunt hem volgens het verhaal rauw, gekookt en gebakken eten. Het is een allemansvriend want zacht van smaak, zeggen ze.
Deze prachtige exemplaren trof ik aan bij onze groentejuwelier en ik voorzag een bereiding op drie manieren, rauw in flinterdunne plakken met wat notenolie, gekookt en gepureerd met wat specerijen, gebakken in druivenpitolie. Omdat laatste vast in gang te zetten kookte ik de twee forse exemplaren en zette die met de deksel eraf weg om af te koelen.
Het kookvocht werd paarsblauw, later zwart. Het geurde naar bittere amandelen. Mijn neus protesteerde hevig, want de combinatie gaat ernstig tegen mijn conditionering in. Alarmbellen rinkelden, want blauw, bittere amandelen, dat is toch link? Maar goed, je koopt deze wortelen bij een erkende groentewinkel en niet bij een onduidelijk groentebaasje in een donker steegje achter de kathedraal tenslotte. En tenslotte: alles voor de wetenschap. Nou ja, alles?
Tijd om te gaan bakken. Deksel van het vergiet en ziet: paarsblauwig, glibberig en onappetijtelijk. Nu protesteerde niet alleen mijn neus, maar ook mijn maag. De man wierp een zorgelijke blik, of we dit gingen eten? Geruststellend kon ik hem vertellen dat het een experiment betrof. En dat ik het misschien met Halloween zou adviseren. Eerst wil ik meer weten van deze capucines, want het kan vast ook anders. We houden het voorlopig bij blad en bloemen van het kleine zusje. Het oog wil ook wat.