Boerenwors
Nee, nee, geen t vergeten, het heet echt boerenwors, of boerwors, of boerewors. Want het is Zuid-Afrikaans. En die doen niet aan die t in wors(t). Ik herlees (terug van weggeweest) Polfyntjies vir die proedeur van C. Louis Leipoldt. Een bundeling eetcolumns uit de jaren vijftig en zestig. Lekker leeswerk, al moet ik bij dit zusje van het Nederlands soms wel even hard op lezen om te begrijpen wat er staat. Ik hertaal het worstrecept van een tante van de schrijver voor jullie. Wel zo gemakkelijk. En dan heb ik aan het eind een vraag. Nou goed, een paar zinnetjes in het Afrikaans dan, omdat het zo mooi poëtisch is.
‘n Behoorlyke wors is ‘n mengsel van vleis, speserye, en soms andere bestanddele, maar dit is ook ‘n mengsel van verskillende vleissorte. Gemaalde vleis van één soort, aalhoewel dit in ‘n dermpie gestop word, is nog glad nie worst nie; dit is sosys, wat weer nik anders is as die ou Latynse salsisia nie. Ons noem dit vandag frikkadel. Mooi hè?
Nu het worstrecept zoals dat verscholen tussen de prachtige volzinnen, bijzinnen en zijwegzinnen staat te lezen. Mooi voor een experiment.
Boerenworst moet gemaakt zijn van heel fijngehakt vlees, behalve het spek, dat moeten kleine dobbelsteentjes zijn, die je bij het fijngehakte vlees doet.
Neem goed vlees: bout, of lende van rund, met wat schaap of lam erbij en eerste klas varkensspek. Het vlees wordt dus gehakt, gemalen en soms zelfs gevijzeld. Dan de dobbeltjes spek er bij. Vervolgens de smaakmakers: een glaasje wijn, een glaasje azijn, een eetlepel brandewijn, zout naar smaak, korianderzaad, peper, een greepje gemberpoeder, een fijngesnipperd salieblaadje, wat gekneusde rozemarijnnaaldjes, en een ietsiepietse knoflook. Alles moet tot een mooi worstdeeg gekneed worden zodat het samenhang krijgt. Daarna vul je er de gekuiste darmen mee. Waarna je ze tot gebruik in een koele ruimte hangt.
Als je de worst op het rooster buiten braadt moet hij van binnen vochtig zijn, van buiten krokant.