Amulet met jonge hop
Het begint al weer te kriebelen, die behoefte aan voorjaar, en de bijbehorende groente. Stiekem kijken of de hop al scheuten begint te maken, of de paardenbloem al molsla wil worden, en wat er verder zo aan groen naar het licht reikt. Hopscheuten, nu een sjieke kasgroente, vroeger gewoon de wilde buitenscheuten. Ik schreef er al eerder over op dit blog.
Maar bladerend in een 18e-eeuws kookboek kom ik nog een leuk recept tegen, voor Amulet (Omelet) met Jonge Hop. Lees maar even mijn hertaling mee:
Een Amulet is eigenlijk een koek van enkele eieren, die maar aan één kant gebakken wordt. Deze wordt op de volgende wijze toebereid.
De jonge hop moet men laten plukken vóór deze te lang en te groot geworden is. Dan breekt men het murwe deel eraf en doet ze in de pan met een stuk boter (even wassen en droog deppen van te voren lijkt me geen overbodige luxe), wat broodkruim, zout en wat melk of bouillon. Even laten stoven.
Klop 8 tot 10 eieren met een beetje zout los. Verhit een beetje boter in een koekenpan. Giet daar het eimengsel in en laat het een beetje bakken. Als de bodem een beetje gebakken is, til je de zijkanten met een spatel op en laat het vloeibare ei er onder lopen aan alle kanten. Als de ei-massa helemaal droog is doe je de amulet op een schotel met de ongebakken zijde boven en daar doe je dan de gestoofde hop op en je vouwt er de rand van de omelet omheen. Een paar krullen boter er op en nog even onder de grill tot de bovenkant een beetje bruin is. Heel warm opdissen.
O, voorjaar, ja, graag, met wilde hopscheuten.